Mkb-winstvrijstelling minder omlaag
In de Voorjaarsnota kondigde het vorige kabinet aan om de mkb-winstvrijstelling te zullen verlagen van 13,31% naar 12,03%. Het nieuwe kabinet stelt voor om die verlaging te beperken tot 12,7%.
De mkb-winstvrijstelling is een aftrekpost van jouw winst. Je krijgt deze aftrekpost als je een of meerdere ondernemingen heeft. De aftrekpost is een percentage over de behaalde jaarwinst van deze onderneming(en). De mkb-winstvrijstelling maakt geen onderdeel uit van de ondernemersaftrek.
Je hoeft niet te voldoen aan het urencriterium dat bijvoorbeeld wel voor de zelfstandigenaftrek geldt.
Je past de mkb-winstvrijstelling toe op de winst na aftrek van de ondernemersaftrek. Heeft je onderneming verlies geleden? Dan verlaagt de mkb-winstvrijstelling het verrekenbaar verlies.
Bedrijfsopvolgingsregelingen wijzigen opnieuw
De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting maakt het mogelijk om je onderneming fiscaalvriendelijk over te dragen naar de volgende generatie. In veel gevallen is de bedrijfsoverdracht dan namelijk geheel vrijgesteld of slechts beperkt belast. Daarnaast bestaat er in de inkomstenbelasting een doorschuifregeling die het mogelijk maakt om de aanmerkelijk belangaandelen (5% of meer) in een bv bij overlijden of door schenking over te dragen, zonder dat er belasting verschuldigd is (DSR ab). Beide regelingen zijn bij het Belastingplan 2024 al gewijzigd. Daarin waren ook al de wijzigingen voor 2025 verwerkt. Dit jaar zijn er opnieuw wijzigingen voorgesteld in de bedrijfsopvolgingsregelingen. Zo wordt het gebruik van de bedrijfsopvolgingsregelingen vanaf 2026 beperkt tot reguliere aandelen met een minimumbelang van 5% in het geplaatste kapitaal. Daarnaast wordt een versoepeling van de ‘bezits- en voortzettingseis’ in de BOR bij schenking voorgesteld, zodat bepaalde herstructureringen onder voorwaarden vanaf 2026 niet tot een nieuwe bezits- en voortzettingsperiode leiden. De ‘voortzettingsvereiste’ houdt in dat de begiftigde 5 jaar winst uit onderneming blijft genieten of de aandelen in de geschonken onderneming ten minste 5 jaar in bezit houdt, waarbij de onderneming ten minste 5 jaar wordt voortgezet. Voorgesteld wordt om deze termijn al vanaf 2025 te verkorten naar 3 jaar. De ‘bezitsvereiste’ houdt in dat de schenker voorafgaand aan de schenking de onderneming 5 jaar moet hebben gedreven of de aandelen in de te schenken vennootschap 5 jaar in bezit moet hebben gehad. Deze bezitstermijn blijft ongewijzigd.
Tegengaan constructies
Er zijn twee ongewenste constructies met de BOR die het kabinet wil bestrijden, namelijk de rollatorinvesteringen en de dubbel-BOR. Bij rollatorinvesteringen vormen vermogenden (vaak op hogere leeftijd) beleggingsvermogen om in ondernemingsvermogen dat wel kwalificeert voor de BOR. Voorgesteld wordt om dit vanaf 2026 tegen te gaan door voor AOW-gerechtigden, afhankelijk van hun leeftijd, een langere bezitstermijn te eisen.
Bij dubbel-BOR kopen ouders na het verstrijken van de voortzettingstermijn van 5 jaar de aan hun kind gefaciliteerd geschonken onderneming weer terug, waarna zij deze opnieuw gefaciliteerd schenken. Voorgesteld wordt om vanaf 2026 de toepassing van de BOR te beperken tot één keer per onderneming.
Btw-herziening diensten onroerende zaken
Er komt een nieuwe herzieningsregeling voor afgetrokken btw op verbouwingsdiensten. Deze herzieningsregeling moet een einde maken aan de ongewenste constructie die vastgoedondernemingen inzetten om btw-aftrek te creëren. Daarbij wordt een pand omgebouwd naar nieuwe woningen die eerst kortdurend belast worden verhuurd, waardoor aftrekrecht ontstaat voor de btw op de verbouwingskosten. Daarna wordt later overgestapt op langdurige (vrijgestelde) verhuur van de woningen, zonder dat de afgetrokken btw moet worden herzien. Hiervoor ontbreekt in de huidige btw-wetgeving een herzieningsregeling.
Hoe werkt het?
De nieuwe herzieningsregeling gaat gelden voor verbouwingsdiensten aan onroerende zaken die niet tot nieuwbouw leiden. Daarbij geldt een drempel van ten minste € 30.000 (exclusief btw) per dienst. De vastgoedondernemer moet na het jaar van ingebruikname van de dienst 4 jaar bijhouden of de geclaimde btw-aftrek moet worden herzien. Daartoe wordt elk jaar 1/5-deel van de afgetrokken btw vergeleken met het (vrijgestelde of belaste) gebruik van de dienst in dat jaar. Is in een jaar het btw-belaste gebruik gewijzigd, dan moet de aftrek worden herzien. De maatregel treedt op 1 januari 2026 in werking. De vastgoedsector heeft dus een jaar de tijd om zich op de maatregel voor te bereiden.
Verhogingen btw-tarieven
Het kabinet wil het verlaagde btw-tarief voor logies afschaffen met ingang van 2026. Het tarief moet dan naar 21% gaan. Er wordt een uitzondering gemaakt voor kampeerterreinen. Een andere btw-maatregel betreft de afschaffing van het verlaagde btw-tarief voor culturele goederen en diensten met ingang van 2026. Dit betekent dat niet alleen theater- en museumbezoek, popconcerten en festivals duurder worden, maar bijvoorbeeld ook boeken, kranten en tijdschriften. Een uitzondering wordt gemaakt voor dagrecreatie, circussen en bioscopen. Daarnaast komt er een compensatie voor schoolboeken. Tot slot wordt ook sporten duurder. Het kabinet stelt voor om vanaf 2026 ook het btw-tarief voor sportbeoefening te verhogen van 9% naar 21%.
Let op
Er is een overgangsbepaling opgenomen die ervoor zorgt dat vooruitbetalingen in 2025 geen soelaas bieden voor prestaties die vanaf 1 januari 2026 worden verricht. Kort gezegd komt de bepaling erop neer dat het btw-tarief geldt van het moment waarop de prestatie wordt verricht.
Afgifte beschikking MIA en Vamil
Vanaf 2025 geeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een beschikking af voor aangemelde investeringen voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil). Daartegen is dan bezwaar en beroep mogelijk, net als nu al kan bij de energie-investeringsaftrek (EIA). Bovendien wordt de milieudeskundige beoordeling van de aangemelde investering overgeheveld van de Belastingdienst naar de RVO.