

Op 24 december 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vermogensrendementsheffing box III van 2017 in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).
Tot 2017 ging de overheid ervan uit dat iedereen een rendement kon halen op zijn vermogen van 4%. Over dit rendement moest 30% belasting worden betaald. Per saldo komt dat neer op een belastingheffing van 1,2%. Per 1 januari 2017 is dit gewijzigd.
Vanaf 2017 gaat de overheid uit van een vaste verdeling tussen sparen en beleggen. Indien iemand meer vermogen heeft, dan wordt ervan uitgegaan dat een groter deel van het vermogen wordt belegd. Hoeveel iemand daadwerkelijk spaart of belegt maakt voor de overheid niet uit. Voor het jaar 2017 werd ervan uitgegaan dat op spaargeld een rendement werd behaald van 1,63% en op beleggingen een rendement van 5,39%.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het nieuwe stelsel de vrije beschikkingsmacht beperkt, omdat de overheid een verhoudingsgewijs zware financiële last verbond aan de keuze om vermogen niet risicovol te beleggen en dat degenen die hun keuze moesten bekopen met een laag rendement of met vermogensverlies door het stelsel worden benadeeld.
Voor degenen die door het stelsel worden geconfronteerd met een heffing die hoger is dan het werkelijk behaalde rendement moeten daarvoor worden gecompenseerd.
Rechtsherstel
Op 28 april 2022 heeft het Ministerie van Financiën bekend gemaakt op welke wijze compensatie/rechtsherstel plaatsvindt.
Het rechtsherstel zie er als volgt uit:
Belastingplichtigen krijgen automatisch rechtsherstel. Dit gebeurt op basis van een nieuwe berekening waarbij wordt aangesloten bij de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen van een belastingplichtige. Mensen met spaargeld worden belast op basis van de actuele spaarrente.
Voor schulden wordt uitgegaan van de gemiddelde rente op uitstaande hypotheekschulden in het belastingjaar. Voor beleggingen wordt uitgegaan van een gewogen gemiddelde van de meerjarige gemiddelde rendementen op obligaties, aandelen en onroerend goed.
Als de nieuwe berekening in het voordeel van de belastingplichtige uitpakt, ontvangt de belastingplichtige rechtsherstel, ter grootte van het verschil tussen de oorspronkelijke berekening en de nieuwe berekening op grond de spaarvariant.
Het Ministerie van Financiën geeft de volgende planning voor het rechtsherstel:
Voor de jaren 2023 en 2024 komt er overgangswetgeving die is gebaseerd op de regeling voor het rechtsherstel. Met ingang van 2025 moet er nieuwe wetgeving zijn waarbij belasting wordt geheven op de werkelijk behaalde rendementen.
Bezwaar maken indien werkelijk rendement lager is dan geboden rechtsherstel
Belastingplichtigen die niet akkoord kunnen gaan met het geboden rechtsherstel omdat hun werkelijk behaalde rendementen lager zijn kunnen bezwaar maken. De Hoge Raad heeft in het arrest van 24 december 2021 immers aangegeven dat uitgegaan moet worden van het werkelijk behaalde rendement.
Vanwege een wetswijziging per 1 januari 2021 zijn alle verhuurders van huurwoningen – dus zowel woningcorporaties als particuliere verhuurders – verplicht om een huurachterstand...